Bridgerubriek 5 december 2015

Natuurlijk is het betere gooi –en-smijtwerk niet te versmaden. Een perfect uitgeboden grootslem, of een sappige +1100 op een deelscorespelletje zorgt voor dagen goede zin. Maar een nauwelijks opgemerkte finesse is, voor mij, pas echt genieten. Twee voorbeelden uit het duel tegen BC 70 in de Meesterklasse viertallencompetitie

W/Allen
H 9 8 4
A V 8 7 3
9 6
V 3
A 10 2
V B 3
10 9 6 5 2 B 4
10 8 A V 7 5 2
H 6 4 A 10 2
7 6 5
H
H B 4 3
B 9 8 7 5
 

Na de 1♥ opening van noord doubleer ik informatief, maar 1SA van zuid beëindigt het bieden. Elke start, behalve klaveren, laat de leider kansloos en je raadt al waar partner mee begint. Ik speel ♣10 op de drie van dummy en de leider Con Holscherer neemt met ♣B. In slag twee gaat zuid verder met klaveren en Steenbakkers neemt met de heer. Hij switcht harten via de boer voor de heer van zuid. ♣9 Forceert het aas en mijn ruitennaspel neemt de leider met de boer.

Zuid heeft nu twee klaveren vrij en incasseert er eentje. West en de dummy gooien harten en ik een kleine ruiten. Zou zuid nu de laatste klaveren spelen, dan hebben we feitelijk geen kans op down. Hij meent echter dat de vijfde klaveren de dummy in de problemen brengt en vervolgt met een kleine schoppen voor de acht in dummy. Ik neem met ♠B, incasseer ♦A en speel mijn laatste harten voor de dummy. De leider gaat door met ♠H, in de hoop de vrouw te smoren, maar ik speel een kleintje en west wint met ♠A.

Steenbakkers speelt nu ♥10 na en vertelt daarmee te beschikken over ♠10. De dummy wint en ik gooi mijn blokkerende ♠V weg, Zou ik ♠V hebben bewaard, dan word ik de volgende slag ingegooid en moet zuid nog een ruitenslag gunnen. Na het weggooien van ♠V maakt west de laatste twee slagen in de vorm van ♠10 en ♥9. Niet wereldschokkend, maar veel bevredigender dan tien slagen uitspelen in een dooie manche!

Op het tweede spel is ook een klein kaartje verantwoordelijk voor een prettig gevoel.

W/Allen
V 8 7
A 7 4 3
8 7
A 6 4 2
H 9 5 3
A B 6
10 9 8 6
B 6 5 3 H V 10 4 2
V 8 5 9 7 3
10 4 2
H V B 5 2
A 9
H B 10
 

Na twee passen opent oost 2♣. Naast een rits sterke handen bevat de opening ook een zwakke variant met ♦. Zuid volgt 2♥ en na 3♦ van west maakt noord met 4♥ een einde aan het bieden.

Ik begin met ♦3 ( vierde van boven) en ♦V valt ten prooi aan het aas van zuid. In twee rondjes worden de troeven gehaald en als zuid ♣V vindt en de kleur 3-3 zit, is hij binnen. Niet zo’n grote kans, maar in feite is er niet veel anders. De leider hoopt echter de klaverenbeslissing te kunnen uitstellen en speelt ♦9 na.

Als je het zelf niet weet, steekt de verdediging regelmatig een handje toe. Niet hier! Ik speel ♦6 en Steenbakkers neemt met de tien. Hij weet dat ik vier kaarten in ruiten heb. Het maakt dus verschil welke ruiten ik bijspeel. Zonder honneur in schoppen zou ik waarschijnlijk zelf nemen en schoppen inspelen. De slag duiken duidt er dus op dat ik niet aan slag wil en plaatjes heb in de zwarte kleuren. Door de hoogste ruiten te spelen die ik kan missen ( ♦6) in plaats van ♦5 vertel ik voorkeur te hebben voor schoppen.

Met groot vertrouwen speelt oost een kleine schoppen onder zijn aas terug. Ik neem met de heer en speel schoppen terug. De leider peinst, maar Steenbakkers laat zijn plaatjes zien waarna zuid berust in één down. Na twee hoge schoppen is oost ingegooid.

Ook hier geen hogeschoolwerk, maar dat we allebei hetzelfde dachten over de situatie is bevredigend.