Bridgerubriek 1 mei 2021

Om goed te kunnen afspelen is het bezit van analytisch vermogen nuttig. Ook een graad in de wiskunde helpt je bij het ontcijferen van de verdeling. Maar dat is bij lange na niet genoeg. Ik ken academisch geschoolde cijferkunstenaars die niet verder komen dan de snit. Minstens zo belangrijk is psychologisch inzicht. Als je doorhebt hoe de tegenstanders opereren, ben je goed op weg.

We zijn aanwezig op de clubavond van ’t Onstein. Ik speel met mijn op een na favoriete partner en het is tijgeren. We verprutsen een paar spellen in het begin, maar gelukkig is de avond lang en is er voldoende tijd enkele vlekjes weg te poetsen.

Halverwege de avond komt het volgende spel langs:

O/OW
A B 5
A H V 3
H 9 4 2
A 9
H 10 8 3
V 7 6 4
10 8 7 6 2 B 5 4
A 10 8 B
4 B 10 8 7 6
9 2
9
V 7 6 5 3
H V 5 3 2
 

Aan alle tafels op een na eindigt noord in 3SA. Je hebt acht slagen en de ruitenkleur zorgt met gemak voor een paar extra slagen. Het probleem is dat bij het verkeerd raken van de kleur de verdediging twee slagen in ruiten heeft.

Als je bijvoorbeeld met H begint is de patiënt overleden. West kan al nemen en hoeft slechts ♠10 na te spelen om de leider op acht slagen te houden. Speel je in plaats van de tien een kleine schoppen, dan duikt noord en houdt een vork over achter de heer van west. Maar met ♠10 neem je de boer ertussen en maakt noord maar een slag in schoppen en belangrijker de verdediging drie.

Dat die manoeuvre niet zo simpel is, wordt bewezen door het spelverloop aan de diverse tafels. Niemand vindt het goede schoppennaspel. 9, 10 En 11 slagen in 3SA.

Een tafel eindigt niet in 3SA.
Aan onze tafel opent west in de derde hand met 2♣ . Naast allerlei sterke handen bevat het bod ook een zwakke variant, namelijk een zwak spel met beide majors. Ik ben te sterk voor een 2SA volgbod en begin als noord met doublet. Oost kiest schoppen en Matthieu meldt zich met 3.

Na de pas van west spring ik meteen naar 6. Partner heeft een gepaste hand en of 4SA azenvragen is, of natuurlijk, wil ik niet testen. Voor grootslem is een redelijke vijfkaart ruiten met ♣H nodig en dan nog moet het niet al te krom zitten, nee 6 is hoog zat.

West begint met ♣4.
De analyse leert dat de schoppen zeer waarschijnlijk 4-4 zitten. In beide hoge kleuren hebben de tegenstanders acht kaarten en oost heeft voorkeur voor schoppen gegeven. Met 4-4 hoog kan oost ook 2 bieden om de keus aan west te laten. Met de schoppen 4-4, is het duidelijk dat de harten, tenzij west een zeskaart heeft, 5-3 zitten.

Uitgaande van die verdeling weet je dat west vier kaarten in de lage kleuren heeft. Zonder dringende reden is schoppen de normale start. Nu west met ♣4 begint, kun je een driekaart in die kleur uitsluiten en omdat ze van een dubbelton met de hoogste beginnen, weet je ( met ♣32 in de hand) dat west een singleton heeft.

Met negen kaarten in de majors en een klaveren telt de mathematicus drie kaarten in ruiten bij west. Met A in oost ben je meteen down, west krijgt een aftroever in de slag erna, dus moet je uitgaan van A bij west.

Maar is het niet vreemd dat west met een singleton begint met A in de vingers wetende dat partner nooit aan slag komt om hem de aftroever te geven? Niet echt. Hier komt de psycholoog om de hoek kijken.

Ken je tegenstanders. Sommige spelers beginnen altijd met een singleton tegen een troefcontract. De randvoorwaarden zijn onbelangrijk. Als je daar ook al aan moet denken.

Neem de slag met ♣A en speel een kleine troef naar de vrouw. Oost speelt vriendelijk de boer en west pakt de vrouw met het aas. Het schoppenvervolg neem je en parkeert je schoppenverliezer op een van de hoge harten.

Vervolgens troef je een schoppen en komt in de hand om een troefje naar de 9 te spelen. Oost bekent inderdaad niet en na het ophalen van de laatste troef kun je claimen. Een van de verliezende klaveren kun je weggooien op een hoge harten en de ander troef je in de dummy.

Mijn partner kon zich niet voorstellen dat west met A met een singleton zou beginnen en nam de start in de hand om ruiten naar de heer te spelen. West dook en zuid heeft twee troefverliezers en is net als sommige leiders in 3SA eentje down.

Matthieu speelt regelmatig mee in een oefenpotje waar hij gekoppeld wordt aan een van de profs van de club. In die kringen heeft hij naam gemaakt als iemand die zelden te laag biedt. Als voorbeeld een spel aan het eind van de clubavond:

O/OW
10 3 2
V 10 5 3
10 9
A H 6 3
V B 9 6
8 7
B 7 6 8
H 2 B 8 7 5 4 3
8 7 5 4 V B 10 2
A H 5 4
A H 9 4 2
A V 6
9
 

Verhoeven opent de zuidhand met 1 en ik steun met 2SA. Na 4♣, splinter, zwaai ik af in 4, maar als Matthieu eenmaal bloed geroken heeft, is hij niet te stoppen. Zijn derde bod is 4SA en ik vertel mijn aas.

Na 5♣ volgt 5 en daarmee informeert zuid naar het bezit van troefvrouw in mijn hand. Ik bied 6♣ en toon daarmee troefvrouw en een waarschijnlijk nutteloze ♣H. Ik hoop hem daarmee te ontmoedigen, maar niks van dat alles. Zijn vijfde bod is 6. Een grootslem poging.

In mijn optiek kan hij niet naar H vragen die zou ik hebben verteld bij het antwoord op de vraag naar troefvrouw, dus vraagt 6 naar een derde ronde controle in ruiten. V of een dubbelton dus. Je kunt je afvragen of Matthieu zo elegant zou bieden en ik ken mijn pappenheimers gelukkig en zwaai af in 6. Het duurt nog even, maar dan past hij ook.

6 Is een mooi contract. Je kunt dubbel snijden in ruiten en met een plaatje goed een schoppen van de dummy weg werken en dan twee rondjes schoppen spelen en de volgende troeven. De andere schoppenverliezer verdwijnt op een hoge klaveren.

Verhoeven krijgt ♠V uit en dat helpt. Drie keer troef en een kleine schoppen richting de tien is voldoende voor twaalf slagen. West mag nemen en klaveren spelen, maar zuid wint in de dummy, casht ♠10 en steekt over naar A om op de vrije ♠H de laatste ruiten van noord af te gooien. Tot slot volgt een ruitenaftroever voor de twaalfde slag.

“Was je nog bezig voor grootslem”, informeer ik na afloop van het spel. “Eigenlijk wel”, bekent hij. Zo hou je die naam natuurlijk!